Mijn eerste adjudant
Na mijn opleiding aan de rijkspolitieschool te Apeldoorn, kreeg ik als standplaats Rijssen toegewezen. Ik had hier veel geluk mee, want ik woonde al in Rijssen en hoefde dus niet te verhuizen. Als de dag van gisteren herinner ik mij nog mijn eerste dag als politieman in Rijssen. Samen met een collega van mijn opleiding moesten wij ons melden bij de toenmalige groepscommandant.
In die tijd was de groepscommandant een hooggeplaatste figuur en volgens de regels melden wij ons netjes in de houding staand in zijn kamer. Hier kregen wij direct de wind van voren. Een scheldkanonnade over hoe wij het in ons hoofd haalden om zo bij hem binnen te komen volgde en we keken elkaar eens aan en waren ons van geen kwaad bewust. Vervolgens kregen we van hem te horen dat ons uniform niet in orde was. Wat was het geval, in die dagen droeg men bij het uniform een zwarte koppel van leer. In deze koppel waren gaatjes gemaakt om de koppel op maat te zetten. Nu bleek dat wij de gaatjes in deze koppel aan de binnenkant niet zwart hadden gemaakt en volgens de groepscommandant deugde dat voor geen meter en stelde die opleiding in Apeldoorn helemaal niets voor. Op je eerste dag denk je dan: ”Wat hek noe an de fietse hang’n”. Voor de goede orde beloof je echter de gaatjes zwart te maken.
Dat de groepscommandant een verknipt figuur was bleek enkele weken later.
Tijdens een fietssurveillance met Ome Gerrit (Gait de Leeuw) kregen wij via de portofoon de melding dat er illegaal een boom zou worden gekapt in het bos achter het kasteel de Oosterhof. Ter plaatse troffen wij inderdaad een man aan, die daar doodleuk een berk had gekapt en deze vervolgens al in hapklare brokken had verwerkt om mee te nemen. Wij vroegen die man of hij hiervoor toestemming had De man vertelde dat hij een boom had omgehakt en dat hij dat zonder toestemming van de eigenaar had gedaan. Volgens hem stonden er genoeg bomen in het bos en of er nu eentje meer of minder stond, viel toch niet op. De man werd duidelijk gemaakt, dat hij hiervoor een proces-verbaal kreeg. De gegevens van de man werden genoteerd en het hout werd in beslag genomen. Toen we op de kazerne terugkwamen gaf Ome Gerrit mij de opdracht om het proces-verbaal te maken, want ik moest het nog leren.
Aldus geschiedde en volgens schoolvoorbeeld maakte ik mijn eerste misdrijf proces-verbaal op in de praktijk. Ik leverde dit proces-verbaal ter correctie in bij mijn baas en kreeg het de volgende dag volledig met rode inkt gecorrigeerd terug. Volgens mijn baas was ik bij het behalen van mijn politiediploma door de mazen van het net geglipt, want het door mij opgemaakt proces-verbaal deugde voor geen meter. Omdat je als beginneling in de veronderstelling verkeerd, dat dit de normale gang van zaken is maakte ik het proces-verbaal opnieuw op aan de hand van de gegevens die mijn baas had voorgeschreven met zijn rode pen. Opnieuw leverde ik het proces-verbaal bij hem in en opnieuw kreeg ik hem terug, volledig met rode inkt gecorrigeerd. Nu was ik wel meegaand in die tijd, maar het moest niet te gek worden. Ik vertelde hem dat ik tot 2 keer toe het proces-verbaal had opgemaakt volgens zijn voorbeeld en dat ik niet van plan was om het nogmaals te doen. Ik dacht dat hij bij kans uit zijn vel sprong. Hij vroeg mij hoe ik het in mijn hoofd haalde om hem tegen te spreken en deelde mee dat als ik het proces-verbaal niet opnieuw wilde maken, dat hij het dan in de prullenbak zou gooien. De daad bij het woord voegend verscheurde hij het proces-verbaal en gooide het in de prullenbak. Op dat moment was er niet meer met deze man te praten en ik heb hem alleen gelaten met zijn frustraties. De man die de boom had omgehakt had geluk, want hij heeft hiervoor nooit een boete gekregen.
Naderhand heb ik van verschillende collega’s vernomen dat deze man min of meer gestoord was. Zo had hij oud collega Visser, bijgenaamd Kontje, van de kazerne gestuurd. Kontje droeg in de winter onder zijn jas een blauwe das die niet van rijkswege verstrekt was. Deze das was namelijk door zijn vrouw gebreid, maar had wel dezelfde blauwe kleur als een van rijkswege verstrekte das. Diverse keren was Kontje door de adjudant hierover aangesproken, maar Kontje deed alsof hij gek was, verklarend dat hij bijzonder aan deze das was gehecht omdat deze door zijn vrouw was gebreid. De ruzie die daarop volgde liep zo hoog op, dat Kontje een aantal maanden voor zijn pensionering opnieuw woorden kreeg met de baas en wel zodanig dat de baas hem van de kazerne stuurde met de boodschap dat hij alleen met een van rijkswege verstrekte das terug mocht komen. Kontje is nooit weer op de kazerne geweest en heeft de resterende tijd tot aan zijn pensioen thuis doorgebracht.
Deze adjudant was ook gek op planten. Zo had hij in de hal van de kazerne een grote vingerplant neergezet, die voor zijn huiskamer te groot was geworden. Omdat de adjudant zo geliefd was, werd de plant in de nachtdienst door een aantal collega’s verrast met de inhoud van hun blaas. Dat die plant het jaren heeft volgehouden is een wonder en toen de baas ging verhuizen moest de vingerplant mee. Bij het verpoten van de plant kreeg hij in de gaten wat er gebeurd was en vloekte en tierde hij tegen zijn vrouw, dat mijn collega’s in zijn plant hadden gezeken.
Ook ten opzichte van de burgerij had de man geen manieren. Zo reed ik een keer met de dienstauto door het centrum van Rijssen bij de toenmalige Albert Heijn, alwaar een vrachtauto geparkeerd stond. Ik zag dat mijn baas daar aan het bakkeleien was met een voor mij onbekend persoon. Nadat ik was gestopt werd ik door de man, waarvan achteraf bleek dat het de chauffeur van die vrachtauto was, aangesproken. Hij wenste aangifte te doen van diefstal van de sleutels van zijn vrachtauto. Het voglende was gebeurd. Mijn baas had die foutief geparkeerde vrachtauto zien staan en had de sleutels in het contactslot gezien. Zonder omwegen was hij de cabine binnen gegaan en had de sleutels weggenomen. Toen hij de cabine wilde verlaten was hij in de kraag gevat door de chauffeur. Deze wist dus niet, dat het om een politieman in burger ging. Op dat moment verscheen ik ter plaatse. Mijn baas had wel in de gaten dat hij het niet op de spits moest drijven en verontschuldigde zich bij de chauffeur. Vervolgens gaf hij mij de opdracht om die chauffeur te bekeuren. Ik heb hem toen alleen maar raar aangekeken, waarna de chauffeur zijn weg kon vervolgen zonder een prent. Dit kwam mij op de kazerne uiteraard weer duur te staan, omdat ik niet had voldaan aan zijn opdracht.
Tijdens de nachtdienst had men een persoon opgepakt die stomdronken op ’t Schild rondzwierf en volledig de weg kwijt was. Deze persoon werd in de cel geplaatst om zijn roes uit te slapen. Mijn toenmalige baas woonde toentertijd naast de kazerne en hij schepte er dan steeds genoegen in om een praatje te maken met lieden die de nacht hadden doorgebracht in de cel. Zo ook deze keer en hij vroeg door het luikje aan de man wie hij was. De man antwoordde hierop, dat hij directeur was van een of andere instelling. Mijn baas schamperde vervolgens dat hij dan wel directeur zou zijn van een paardenweeshuis. Achteraf bleek dat de man een persoonlijke vriend was van toenmalig burgemeester Smit (Gaitjan met ’n kettn), die na een paar borrels te veel op een feestje op straat was beland. Deze persoon deed zijn beklag bij Gaitjan met ’n kett’n, echter wij hebben nooit gehoord hoe dit is afgelopen.
Toen deze adjudant afscheid nam moest hij dat doen zonder zijn onderdanen, wat op zich al een grote blamage was. Hij verhuisde direct na zijn pensionering naar Limburg, want hij voelde fijntjes aan dat hij voor de collega’s in Rijssen niet meer veilig was.